“Ieder doet zijn ding. Een ethische discussie hierover voeren we niet echt”

Jos van den Camp werkt 38 jaar bij de Limburger. Na functies als redacteur economie, teamleider en eindredacteur werkt hij nu als algemeen verslaggever en als podcastmaker. Van den Camp berichtte over de vermissing van Gino.

Door: Ruud van Roosmalen

Van den Camp denkt terug aan de dag van de vermissing. “Ik woon op ongeveer een kilometer afstand van de plek waar Gino verdween. Ik werd gebeld door de krant en ging direct die kant op. Ondertussen vernam ik dat Gino’s zus Naomi haar telefoonnummer op facebook achter had gelaten. Ik kreeg geen contact. Bij het huis van Gino zag ik een plakkaat op het raam hangen. Een groot stuk papier met de teksten ‘Gino kom alsjeblieft thuis’ en ‘Ayoub (vriend van Kelly) is thuis’.”

Van den Camp was als eerste journalist bij de woning. “Op aanbellen werd niet gereageerd. Ik heb toen ook op het raam geklopt. Inmiddels stonden er zeker vijf journalisten voor de deur.”

De foto bij het artikel van 2 juni maakte Van de Camp zelf. “De arm op de foto met een telefoon in de hand voor een audio-opname was niet van mij. Mogelijk is dat iemand van L1. En nee, ik heb Kelly niet horen zeggen dat zij niet in beeld wilde of dat haar kinderen niet in beeld mochten. Zij wilde op dat moment wel haar verhaal vertellen.”

"Ik wilde niet alleen de eerste maar ook vooral de beste zijn."

Als Van de Camp had geweten dat de familie moeite had met publicatie van de foto, dan had Van de Camp de foto niet geplaatst. “Dat zeg ik nu heel braaf en makkelijk achteraf. Tegelijkertijd was het ook een gespannen situatie. Ik wilde Kelly aan het woord hebben én ik wilde haar laten zien. Ik had er wel rekening mee gehouden, zo zeg ik nu. Of ik daar op dat moment zo’n punt van gemaakt had, dat weet ik niet. Je wilt snel publiceren, zodat zo snel mogelijk duidelijk wordt wat er aan de hand is.  Ik wilde niet alleen de eerste maar ook vooral de beste zijn. Degene zijn die het zo goed mogelijk doet. Zo goed mogelijk is voor mij niet afgaan op geruchten en zorgen dat je dingen zeker weet.”

Concurrentie speelde voor het gevoel van Van de Camp op dat moment geen rol. “De landelijke pers kwam pas later in de middag. En ja, tussen De Limburger en L1 speelt wel iets van concurrentie, maar ik had niet het gevoel dat ik daar bang voor moest zijn.”

Uit het artikel van Van de Camp in de Limburger: Volgens Kelly zou het de bedoeling zijn dat zij de voogdij over Gino zou gaan krijgen. Buurtbewoners twijfelen echter sterk aan dat verhaal. Ze kunnen zich dat niet voorstellen. Daarvoor achten ze in ieder geval de thuissituatie bij Kelly veel te onstabiel. Hoe goed ze het misschien ook wel bedoelt.

Van de Camp reageert op bovenstaande passage: “Ja, ik heb dat toen zo geschreven. Op het moment zelf gaat het snel. Dan praat je met mensen en neem je dat mee. Achteraf dacht ik: verdomme, dat had ik niet moeten doen. Wat heb je aan buurtbewoners die twijfelen? Nee, dat is niet goed. De afweging om de passage zo wel op te schrijven was dat ik zelf ook de indruk had dat Kelly wat labiel was. Als een buurtbewoner In het heetst van de strijd zoiets zegt, dan gebruik ik dat eigenlijk om mijn eigen mening wit te wassen. Ik wilde aangeven hoe ik dacht dat zij in elkaar zit. Dat is niet netjes. Je hoeft niet alles als journalist op te schrijven.”

Uit het artikel van Van de Camp in de Limburger: Ayoub, de vriend van Kelly, kwam echter pas na de middag bij Kelly aan. „Die jongen moet terugkomen”, zei hij waarna hij in eerste instantie binnenging. Zijn thuiskomst leidde tot de nodige spanning tussen de twee, waarna buurvrouwen Ayoub tot bedaren moesten brengen en hij weer van huis verdween.

Reactie Van de Camp: “Ja deze passage zit in dezelfde hoek. Dat zijn van die waarnemingen die je dan toch meeneemt. Hierover heb ik ter plekke wel met een collega gesproken. Ik twijfelde en eigenlijk wilde ik deze informatie niet vermelden. De collega zei dat dit wel kon. Ik heb het toen toch geplaatst. Daarna heb ik het in de digitale versie eruit gehaald omdat het nogal suggestief was. Ik had spijt van en had het anders moeten doen. Het zijn twee voorbeelden die in de snelheid en het heetst van de strijd niet goed gingen.”

Het bespreken van het spanningsveld tussen belang persvrijheid en taak te informeren versus privacy slachtoffers gebeurt volgens Van de Camp soms wel. “Maar niet in detail. We werken veel thuis. Ieder doet zijn ding. Een ethische discussie hierover voeren we niet echt.”

Aandacht binnen de redactie voor hoe om te gaan met getraumatiseerde nabestaanden of slachtoffers is er ook niet echt. Van de Camp: “Iedereen probeert vanuit een eigen achtergrond daar zo goed mogelijk mee om te gaan. Dat is ieders persoonlijke verantwoordelijkheid. Of er iets over geschreven is in het handboek weet ik niet. Dat is niet iets wat je erop naslaat met de vraag: hoe gaan we dit doen?”