“De journalist doet zijn werk goed, maar kan niet altijd de gevolgen overzien”

Charles Groenhuijsen leidt dialoogsessies over privacy en persvrijheid. Een onderwerp dat hem nauw aan het hart gaat.

Het spanningsveld tussen privacy en persvrijheid staat centraal tijdens dialoogsessies met journalisten, advocaten, woordvoerders van nabestaanden en vertegenwoordigers van justitie en hulpverleningsinstanties. Journalist Charles Groenhuijsen is gespreksleider. Reden genoeg om hem te vragen hoe hij denkt over de wijze waarop de pers omgaat met slachtoffers en waar verbeterkansen liggen.

“In mijn tijd moesten mensen wachten op het NOS Journaal van acht uur of de krant van de volgende dag om op de hoogte te blijven van het nieuws. Dat was toen, nu gaat alles sneller. Veel sneller.” Groenhuijsen verwijst naar de continue informatiestroom die inmiddels de gewoonste zaak van de wereld is. “Journalisten moeten het publiek snel op de hoogte brengen van wat er speelt. Met deze snelheid verdwijnt de bedenktijd. Er is minder tijd om te bedenken wat de berichtgeving betekent voor direct betrokkenen en – in het bijzonder – voor slachtoffers. Begrijp me niet verkeerd, ik wil zeker niet de indruk wekken dat het nu slecht geregeld is. Integendeel. Er gaat veel goed en we mogen in Nederland van geluk spreken dat journalisten netjes omgaan met de wijze waarop slachtoffers in de media komen. Maar het kan altijd beter.”

Voorbeelden

Groenhuijsen noemt voorbeelden van ‘gevoeligheden’ die ontstaan door berichtgeving. “Zo is er een voorbeeld van een journalist die langs een ongeluk rijdt en een foto maakt van een gehavend voertuig. Hij stuurt de foto naar de redactie en publicatie volgt vrijwel direct via meerdere kanalen. Op de website en in een nieuws-app herkennen familieleden van het slachtoffer de het voertuig. Nog voordat zij in kennis zijn gesteld door de politie. Dat wil je niet. Ook is er een slachtoffer van een misdrijf dat niet met naam in de krant genoemd wil worden. En dat gebeurt ook niet, alleen kunnen lezers aan de hand van meerdere details in de berichtgeving wél ontdekken wie het slachtoffer is en welke familie het betreft. Dat kan grote gevolgen hebben, zeker wanneer het misdrijf in de regio plaatsvindt op een plek met een hechte gemeenschap. De journalist doet zijn werk goed, maar kan niet altijd de gevolgen overzien. Er is daarbij zeker geen sprake van kwade opzet. Soms pakt een aanpak niet goed uit.”

Goed en kwaad

Volgens Groenhuijsen is het vreemd dat het strafrecht in Nederland weinig gericht is op slachtoffers en wel op daders. “Het is goed om in Nederland verder kijken dan het onderscheid tussen goed en kwaad. In ons systeem hebben we het zo geregeld dat dader en slachtoffer elkaar weer tegenkomen. Bijvoorbeeld in de rechtszaal. Maar ook daarbuiten. Spreekrecht in de rechtszaal en herstelrecht zijn goed, maar we moeten ook goed nadenken over welke details er tijdens de rechtszaak in de stukken vermeld worden. Zo kunnen officieren en advocaten de achternamen van de direct betrokkenen niet uitspreken, maar dat helpt niet als de persoonsgegevens vervolgens in de stukken volledig vermeld zijn… Daar moeten we een manier in vinden om hiermee om te gaan. De privacy van slachtoffers, nabestaanden en daders is niet alleen in handen van journalisten en de advocatuur. Ook de overheid heeft een verantwoordelijkheid.”

Het spanningsveld tussen pers en persvrijheid leidt volgens Groenhuijsen tot wederzijds onbegrip. “Dat is begrijpelijk. Als iemand slachtoffer wordt van een tragisch verkeersongeval, dan verandert het leven van de betrokkenen in een fractie van een seconde. Daderschap en slachtofferschap zorgen voor spanningen. Er is een sleutelrol weggelegd voor journalisten om de privacy in het oog te houden. Ook als familieleden van slachtoffers soms zelf contact zoeken met de media. Ook dan moeten we goed nadenken over wat deze mensen zichzelf – en anderen – mogelijk aandoen als zij met hun verhaal in de media komen.”

Overvloed is stuitend

Persvrijheid is een groot goed, maar dat betekent volgens Groenhuijsen niet dat we over alles uitgebreid verslag moeten doen. “Een voorbeeld is de zaak Nicky Verstappen. Het is nu 22 jaar later en nog steeds komen alle details op voorpagina’s, in talkshows en bij het journaal voorbij. Alles wordt eindeloos herhaald. De overvloed aan berichtgeving is stuitend. En ja, ik maak zelf ook deel uit van de media. Ik stel het wel ter discussie en dat is precies de weg die ik voor me zie. Als we blijven nadenken over wat we op welke wijze doen, dan ontstaan er kostbare leermomenten. Dagelijks gebeuren verschrikkelijke dingen en dat blijft ook zo. Alleen mogen we best vraagtekens plaatsen bij de vanzelfsprekendheid als het gaat om het brengen van nieuws en hoe we dat doen. En dat doen we gelukkig ook. En nee, er is geen zwart-wit antwoord als het aankomt op privacy en persvrijheid. Het gaat om de balans vinden in een complex grijs gebied.”

“Mijn rol als gespreksleider bij de dialoogsessies? Vanuit verschillende achtergronden kunnen mensen hun verhaal kwijt en doen dat bij voorkeur aan de hand van voorbeelden. De voorbeelden leiden weer tot aanvullingen van andere deelnemers en zo ontstaat een constructief gesprek. Daarbij hebben we een gemeenschappelijk doel: als we allemaal nadenken over manieren om onnodig leed te voorkomen en de tijd creëren om in acute nieuwssituaties goed te reflecteren, dan zetten we een grote stap in de juiste richting. En dat is nodig.”

Steekvlamjournalistiek

Groenhuijsen is kritisch over steekvlamjournalistiek, journalisten die berichten over zaken in de waan de van de dag. “Ik zou er groot voorstander van zijn als journalisten na het doven van de steekvlam na een tijdje weer contact leggen met betrokkkenen om terug te kijken. Bijvoorbeeld twee of vijf jaar later. Wat ging er goed, wat kan er beter? Dan ontdekken we dat er niet zo veel kwaadwillenden zijn.”

“Mijn droomscenario als de dialoogsessies zijn afgerond? Dat wij goodwill kweken om als beroepsgroep respectvol te luisteren en daar ook naar te handelen. Ja, we zijn al behoorlijk netjes, maar het kan beter. Bijvoorbeeld door op basis van bestaande casuïstiek nog eens goed te reflecteren. Daar is ook een rol voor de journalistiekopleidingen weggelegd: nodig ervaren journalisten uit en laat ook slachtoffers aanschuiven. Belicht een casus vanuit meerdere invalshoeken en benoem verbeterpunten. Mensen bewust maken begint met mensen naar elkaar te laten luisteren.”